Met de technologische vooruitgang (smartphones, tablets, internet, enz.) zijn bepaalde woorden onderdeel geworden van het dagelijks leven. Twee termen lijken op elkaar: “digitaal” en “numeriek”. Hoewel ze inderdaad intrinsiek met elkaar verbonden zijn, moeten ze niet klakkeloos worden gebruikt.
Volgens de Engelse oorsprong is het woord digitaal verwant aan “digit”, wat “getal” betekent. In dit geval komt digitaal overeen met het vastleggen van informatie in de vorm van een reeks 0’s en 1’s om aan te geven of een signaal aanwezig of afwezig is. Dit is tenminste de primaire definitie van het Cambridge woordenboek.
Volgens de Latijnse oorsprong verwijst digital naar “digitalis”, wat “met de dikte van een vinger” betekent. Het afgeleide “digitus” betekent “vinger”. Hieruit kunnen we afleiden dat een digitaal element een element is waarvoor vingers nodig zijn. Het kan worden vergeleken met alles dat tactiele functionaliteit gebruikt.
Maar in alledaagse termen verwijst digitaal (van het Latijnse “numerus”), in tegenstelling tot analoog, naar alles wat met rekenen te maken heeft of uit de computerindustrie komt. De term wordt meer geassocieerd met alles wat technisch of gedematerialiseerd is. Digitaal daarentegen, dat voortkomt uit de communicatie-industrie, wordt geacht alle digitale praktijken te omvatten. Kortom, we zouden “digitaal” gebruiken om te praten over het technische aspect en “numeriek” als we kijken naar de gebruiker binnen de ervaring.
Tot slot, als dit verschil conventioneel lijkt, moeten we niet vergeten dat het Official Journal in maart 2021 een uitspraak heeft gedaan over het gebruik van deze twee termen. Voor de laatste is het woord “numeriek” gewoon de officiĆ«le vertaling van “digitaal”. Met andere woorden, we zeggen “numeriek” en niet “digitaal”.